Blog

Welkom op onze blog.

VehicleViewer AGR-GPS | Schauvliege wil mestbeleid versterken met bufferstroken

31/03/2017

Bron: www.vilt.be

Dit najaar gaat Vlaanderen samen met de Europese Commissie de resultaten van MAP5 een eerste keer evalueren en de voorbereidingen starten voor een nieuw mestactieplan. Vanwege tegenvallende meetresultaten wacht minister Schauvliege daar niet op en stelt ze nu al een verstrenging van het beleid voor. In focusgebieden, waar de waterkwaliteit niet snel genoeg verbetert, wil Schauvliege bufferstroken van 1 meter breed introduceren langs alle waterlopen en afwateringsgrachten. Ze roept alle verantwoordelijken op het terrein (landbouwers, mesttransporteurs, consulenten, enz.) op om samen voor een kantelmoment te zorgen. De topman van de Vlaamse Landmaatschappij, Toon Denys, waarschuwt voor defaitisme: “De resultaten van controleacties en de vaststellingen van adviseurs wijzen er op dat er wel degelijk nog vooruitgang mogelijk is.”

Het nieuwe mestrapport dat gepubliceerd is op de website van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) bevat de meetresultaten van winterjaar 2015-2016. Aangezien MAP5 pas in het voorjaar van 2015 goedgekeurd werd door Europa weerspiegelt het nog niet de effecten van het vijfde mestactieprogramma. In 2016 is het huidige mestbeleid uitgerold zodat het uitkijken is naar de resultaten van winterjaar 2016-2017 en de daaropvolgende winterjaren, om de eerste effecten van MAP5 te evalueren.

Toch is het ‘Mestrapport 2016’ van grote betekenis omdat een eerste evaluatie van MAP5 door Europa zich dit najaar reeds aandient. Het vijfde mestactieprogramma loopt nog tot en met 2018 en ambieert maximaal vijf procent meetpunten waar één of meerdere keren meer dan 50 mg nitraat per liter water gemeten wordt. De afstand tussen die doelstelling en de meetresultaten blijft groot omdat de verbetering van de waterkwaliteit in landbouwgebied stagneert. Nochtans doen landbouwers en andere actoren heel wat inspanningen. De afgelopen 15 jaar hebben maatregelen zoals mestverwerking, nutriëntenarme voeders en het verplicht emissiearm aanwenden van mest hun vruchten afgeworpen. Alleen zet de positieve trend zich niet door in de laatste drie winterjaren. Het percentage MAP-meetpunten met een overschrijding van de drempelwaarde blijft schommelen rond de 20 procent.

Uit de resultaten van het MAP-meetnet blijkt dat er grote regionale verschillen zijn, zowel in de kwaliteit van het oppervlaktewater als die van het grondwater. Het oppervlaktewater in het Denderbekken haalt momenteel reeds de doelstelling van MAP5 voor 2018. In zes bekkens werden gedurende het winterjaar 2016-2017 overschrijdingen van de nitraatnorm vastgesteld in maximaal 16 procent van de meetpunten. Daarmee halen de bekkens van de Gentse Kanalen, Nete, Beneden-Schelde, Demer, Dijle-Zenne en Brugse polders de doelstelling die voor 2014 gold. De bekkens waar de grootste problemen zich situeren, zijn die van de Boven-Schelde, IJzer, Leie en Maas.

Het mestrapport legt overigens niet alleen een probleem met nitraat bloot. Uit de metingen van fosfaat in het oppervlaktewater kan over de ganse evaluatieperiode, sinds de start van het MAP-meetnet tot het laatste winterjaar, geen duidelijke trend worden vastgesteld. De Vlaamse Landmaatschappij verklaart dat als volgt: “Fosfaat heeft een andere dynamiek dan nitraat, waardoor effecten van het mestbeleid veel later zichtbaar zijn in de evolutie van de fosfaatgehalten in oppervlaktewater.” Met het vijfde mestactieprogramma wordt ook die koe bij de horens gevat door in te zetten op het uitmijnen van fosfaat. Behalve op fosfaatarme gronden mag er via bemesting maar een deel van de fosfaat die planten onttrekken aan de bodem weer aangevuld worden. Door de historisch opgebouwde fosforvoorraad in de bodem kan het evenwel nog jaren duren vooraleer de fosfaatgehalten in oppervlaktewater met deze aanpak dalen.

De grote regionale verschillen in de metingen lagen aan de grondslag van de gebiedsgerichte aanpak van MAP5, waarbij strengere maatregelen werden opgelegd aan de bedrijven in focusgebieden met een onvoldoende waterkwaliteit. Waarom de waterkwaliteit niet overal even snel verbetert, vormt het onderwerp van een recent opgestarte studie in opdracht van VLM. De resultaten van deze studie worden verwacht tegen het najaar van 2017. Zowel adviseurs als controleurs merken op het terrein dat er nog een aantal verbeterpunten zijn. In het Mestrapport worden ze opgesomd. Zo ligt een niet goed afgestemde bemestingsstrategie in veel gevallen aan de oorzaak van een te hoog nitraatresidu in het najaar. Verder worden er relatief veel knelpunten gedetecteerd bij de opslag van dierlijke mest. Specifiek de opslag van stalmest houdt op boerderijen een risico in voor de waterkwaliteit als de infrastructuur de afvloei van mestsappen niet verhindert. De vaststellingen bij mestverwerkingsinstallaties hadden onder meer betrekking op het morsen van mest en de staat van de opslag.

Uit de resultaten van de mestanalyses blijkt ook dat er op het vlak van de mestsamenstelling verbetering mogelijk is. De voorbije jaren heeft de Mestbank reeds gefocust op onrealistische waarden die bij transport van mest opgegeven werden. De discrepantie tussen de inhoud van de mest volgens de analyses van de Mestbank en de waarde op de transportdocumenten is verkleind. Toch zit er tussen beiden nog steeds ruim twee kilo stikstof per ton verschil wanneer het over vleesvarkensmest gaat. Ook voor kunstmest komt de overheid tot de vaststelling dat de inventarisatie een onderschatting is van het werkelijke kunstmestgebruik.

Vlaams minister Joke Schauvliege wacht niet op het evaluatiemoment met de Europese Commissie maar trekt nu reeds haar conclusies uit de meetresultaten. Schauvliege: “Ik zal aan de Vlaamse regering voorstellen om via het mestdecreet een nieuwe, structurele maatregel ingang te doen vinden in de focusgebieden waar de waterkwaliteit niet snel genoeg verbetert. Langs alle waterlopen en afwateringsgrachten zal men een strook van één meter breed moeten aanleggen, waarop een ander gewas wordt verbouwd dan op de rest van het perceel en waarop geen meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen zijn toegestaan.” Met die maatregel wil minister Schauvliege het oppervlaktewater beter beschermen. Daarnaast roept ze alle actoren – de landbouwers maar ook de verwerkers, vervoerders, veevoederleveranciers, landbouwconsulenten, …. – op om hun verantwoordelijkheid te nemen, “zodat wij samen opnieuw een kantelmoment kunnen teweegbrengen”.

In de aanhef van het Mestrapport zet Toon Denys, gedelegeerd bestuurder van de Vlaamse Landmaatschappij, de urgentie in de verf. Tegelijk benadrukt hij dat de sector de moed niet mag laten zakken: “Het is broodnodig om nu actie te ondernemen zodat op korte termijn een duidelijke verbetering van de waterkwaliteit gerealiseerd wordt. Alle actoren mogen zich niet laten verleiden tot defaitisme, want er is wel degelijk iets aan te doen. De resultaten van de controleacties door de Mestbank en de vaststellingen tijdens begeleidingsacties door de dienst Bedrijfsadvies en coördinatiecentrum CVBB wijzen er wel degelijk op dat er nog vooruitgang mogelijk is. Het is absoluut nodig dat in het lopende winterjaar 2016-2017 een sterke verbetering optreedt van de waterkwaliteit, en dat deze zich verderzet in de daaropvolgende winterjaren. Het is met andere woorden alle hens aan dek.” Dat gevoel van urgentie lijkt bij alle actoren aanwezig. Getuige daarvan is de ‘MAP-man’ sensibiliseringscampagne die al maanden in de landbouwbladen loopt. Die kwam er met de steun van de overheid maar op initiatief van de sector.